DEEL 5: Door H.W.G. van Blokland-Visser |
PAPENDRECHT IN DE DRECHTSTREEK OOK HOLLAND GENOEMD
Papendrecht ligt in de Drechtstreek, een gebied dat in 1101 voor het eerst
HOLLAND genoemd werd. Het gebied bij de grote rivieren Merwede, Maas, Noord en
Lek.
Er zijn een paar beschrijvingen of kronieken bewaard gebleven over dit gebied en
zijn bewoners uit het begin van de middeleeuwen.
DE EERSTE HOLLANDERS WOONDEN IN EEN BIJNA ONBEWOONBAAR LAND VAN MOERASSEN
DIE VELE OVERSTROMINGEN MOESTE DOORSTAAN
EEN VOLK DAT KLAAR WAS OM TE VECHTEN, TWISTZIEK WAS EN RAD VAN TONG
Een omschrijving die nu nog van toepassing kan zijn op het taaie volk wat er nu
nog woont in de Drechtstreek. Een volk van ondernemers, boeren, schippers,
baggeraars en aannemers in waterwerken.
Vrije mensen, een Vrij volk.
DE EGILL SAGA, EEN VERHAAL OVER VIKINGEN OP DE MERWEDE.
(uit de Jorvikinga Saga verhalen van de Noormannen uit Yorvik (York) anno
1010).
Het verhaal, saga, uit 948 gaat over Egill Skallagrimsson, een hoofdman van de
Vikingen uit Noorwegen ook wel Noormannen genoemd.
Hij was een rivaal van de Noorse Viking hoofdman Erik Bloedbijl, die de Engelse
stad Jorvik (York) in bezit had.
Egil had al vele overvallen en plunderingen langs de kusten en van de Noordzee
ondernomen, en was in de herfst van 948 op weg naar York om bij zijn rivaal Erik
Bloedbijl de stad te plunderen.
Op weg naar York leed hij schipbreuk in een storm in de monding van de Humber.
Hij werd gevangen genomen en naar York gebracht.
In de nacht voor hij terechtgesteld werd, schreef hij zijn levensverhaal in
dichtvorm op. In dat verhaal verteld hij ook over zijn overval en plunderingen
in Holland langs de oevers van de Merwede naar Tiel.
Eens op een nacht toen het stil weer was voeren zij een grote rivier op, waar
het moeilijk was om te landen en het water voor de oevers over een grote afstand
ondiep was.
Op het land waren grote vlakten en dichtbij waren bossen. De velden waren nat en
verregend.
Daar gingen zij aan land en lieten 1/3 van de bemanning achter op het schip om
te bewaken.
Zij kwamen bij een dorp waar veel boeren woonden. De bevolking vluchtte het dorp
uit het land in.
De Vikingen achtervolgden hen in de wildernissen (dit kan de Alblasserwaard zijn
geweest)
Het land was effen en de vlakten waren groot. Over grote afstand waren sloten
gegraven waarin water stond.
Zij hadden akkers en weiden met sloten omgeven en op sommige plaatsen waren
grote balken over de sloten gelegd en er waren bruggen met hout bedekt.
(Het Vikingschip. Dit waren snelle ranke schepen waarvan de
voor- en achterkant spits toegesneden was. Soms was de voorkant versierd met een
drakenkop. Het Vikingschip was 23 meter lang en 5 meter breed aan weerskanten
gaten voor de roeiriemen die bij het zeilen waren afgesloten. De mast had een
lengte van 10 meter die er gemakkelijk opgezet of gestreken kon worden en
waarover een zeil gespannen werd om in de nacht onder te slapen. Aan de mast een
ra daaraan een enkel grootzeil, geweven van wol van speciaal gefokte schapen.
Deze wol werd zeer dicht geweven en waterafstotend, het zeil was vaak rood en
wit geblokt. Rechtsachter was een grote riem bevestigd waar mee gestuurd werd
(sturboord) op zee werd gezeild op de rivieren roeiden de Vikingen. Doordat de
schepen weinig diepgang hadden konden de Vikingen bijna overal komen met hun
schepen.)
(De Vikingen vallen Holland binnen anno 1006 via de Merwede naar Tiel. Vanaf
de 1e inval in 834 kwamen de Vikingen regelmatig de rivier en vrouwen en
kinderen te roven om deze als slaven te verkopen.)
KOOPMAN TARTOESJI VERTELD OVER DE DRECHTSTREEK ANNO 1050
Rond 1050 raakte een Spaans-Arabische koopman, Tartoesji genaamd, met zijn schip
verzeild op de Lek. Hij was hier waarschijnlijk voor handel met Friese
kooplieden. In een bewaard gebleven reisverslag van zijn reis naar Holland noemt
hij het gebied ten zuiden van de Lek, SABAKHA, (rijk aan brakwater wat uit de
grond borrelt) een koortsbrengend moeras zonder veel bouwgrond of plantengroei.
,,HIER WONEN VEEL BOEREN MET VEE.
VAN DE MELK MAKEN ZIJ BOTER EN KAAS.
SCHAPEN LEVEREN WOL VOOR KLEDING.
BIJ GEBREK AAN VOLDOENDE HOUT OM ZICH TE VERWARMEN
GEBRUIKEN ZIJ EEN SOORT VAN KLEI TURF GENAAMD,,
In de zomer, als het water is weggelopen, gaan de boeren naar hun weiden en
steken met hun houten spaden of snijden met bijlen vierkanten uit de turf. Ieder
zoveel hij nodig heeft.
Deze kegelvormige turf leggen ze te drogen in de zon en gebruikten deze het om
te stoken . Tartoesji beschrijft met verbazing de laaiende gloed van dit
verwarmingsmiddel.
.,,Het zout halen zij uit zilte veengrond wat zij verbranden, waarna het zout
overblijft.
Op de rivier vissen zij naar zalm en steur, de paling wordt gevangen in de veen
wateren .
In het najaar lokken zij vogels en zwermen wilde eenden naar hun primitieve
kooien,,
(Werkzaamheden op het land, links worden twee koeien gemolken,
in het midden is men aan het karnen voor boter en rechts wordt een geit
gemolken. (een pentekening uit Utrechts psalterium uit de 11e eeuw))
KRONIEK VAN EEN ONBEKENDE SCHRIJVER UIT DE 11E EEUW
Een kroniek uit de 11e eeuw verteld dat Holland (waarvan de Drechtstreek een
deel is) een onbewoonbaar land was door de vele bossen en moerassen waar geen
graan wilde groeien.
Daar leefde de eerste Hollanders een armetierig volk aan de rand van het bestaan
en altijd beducht voor veel kinderen. (Te veel kinderen betekende honger voor
allen.)
Vaak werden de zuigelingen versmoord, te vondeling gelegd of stil gezet ( geen
eten geven).
Het is een barbaars volk, ongeregeld van zeden, twistziek, klaar om te vechten,
rap van de tong en altijd geneigd tot het kwade.
Een volk wat veel oorlogen, overstromingen en invallen van de Vikingen heeft
doorstaan.
In deze wereld moest de pastoor zijn boodschap brengen van barmhartigheid en
naaste liefde.
Deze mensen leefden in het niemandsland ten zuiden van de Lek.
Een gebied van moerassen, rietgorzen en elzen bossen en weinig waarde volle
grond met armzalige boeren, vissers en vogelaars.
FRIEZEN, DE EERSTE ONTGINNERS IN DE DRECHTSTREEK
Rond 850 waren er al Friese ontginners die in dit drassige delta gebied kwamen
wonen.
Uit die tijd wordt al een melding gemaakt van een kerkje in Vlaardingen voor de
Friezen die daar woonden.
Op verzoek van Graaf Dirk III van Holland kwamen in 1018 meer Friezen naar deze
streek voor het uitbreiden en ontginnen van land en het aanleggen van dijken bij
de versterkingen die Graaf Dirk III had gebouwd langs de rivieren o.a.
Vlaardingen met een tol en IJsselmonde.
Vanuit hun eigen gebied in Friesland waren de Friezen bekend met het ontginnen
en aanleggen van dijken.
In deze streek begonnen zij met kleine eenmanspolders in te dijken, die weer
samen werden gevoegd tot grotere polders. Deze polders werden afgewaterd door
sloten.
Zij vestigden zich op de hoge gebieden langs de oevers van de rivieren.
(afb. 3a)
In Vlaardingen bij de Maas en langs de Merwede, de IJssel en de Lek. Dit waren
de bevaarbare handelsroutes naar zee.
Deze Friezen waren zoons van boeren uit Friesland die ook handel dreven en in
bezit waren van vrachtschepen.
In deze streek bouwden zij hun met riet gedekte huizen. Aan weerszijde van het
huis liep een sloot loodrecht het moeras in.
Om het moeras te laten drogen legde zij er een kade omheen en maakte een begin
met kleine landbouw en veeteelt. Er werden ook enkele wegen aangelegd.
Mede door hun bezit aan vrachtschepen en handel in o.a. wol, laken, graan en
zout maakten zij de dienst uit op de rivieren.
Met hun handel op Engeland en Duitsland vergaarden zij hun kapitaal, waarmee zij
nog meer grond konden ontginnen.
Door hun rijkdom ontstond er een stand van vrije burgers, die het recht hadden
zich vrij door het land te begeven.
MATENA / MATHENA / MATENAE BIJ PAPENDRECHT
De naam Matena is een oud Fries woord dat biezen betekent. Mat is bies. Matena
is veel biezen.
Dit zegt iets over het landschap waar de Friezen hier al met een eerste
ontginning waren begonnen.
Matena heeft een andere verkaveling dan de omliggende weilanden en heeft geen
tiendweg. Er is nog een vluchtheuvel (vliedheuvel) te zien in het weiland oost
van de Matenase Scheidkade (een deel van de oude ringdijk uit 1277).
Deze vluchtheuvel was voor het vee en de mensen als het te hoog water was
(in 1981 zijn er opgravingen gedaan er werden toen geen sporen van bewoning
gevonden alleen sporen van ophogen)
Matena is nu in twee delen gesplitst: zuid Matena behoord bij Papendrecht, noord
Matena bij Oud Alblas.
(afb. 3b - Noord- en zuid Matena. Op deze stafkaart uit 1939
is goed te zien dat noord en zuid Matena een andere verkaveling heeft dan de
strak getrokken sloten en weren in de nadere polders van Papendrecht.)
In deze streek zijn een aantal namen terug te vinden die naar Friese oorsprong
verwijzen bv. Ouden of Otten bij Hagestein en Altena bij Werkendam.
Ook in Friesland vindt men namen als Portena Martena (noord van Leeuwarden)
Wartena (zuid van Leeuwarden) Hartena bij Leer in Oost Friesland
Andere voorbeelden uit het oude Fries van de Friezen (Frisena):
De kroonraad van de koning werd ,,WITENA GEMOT,, genoemd. Wit (weet of wijs)
Witena (wijzen) Gemot (ontmoeting /raad) vrij vertaald:,,RAAD VAN WIJZE MENSEN,,
Matena wordt in 1277 genoemd als bezit van Willem van Brederode, die als land
eigenaar het handvest van 31 maart 1277 mee ondertekent om een ringdijk aan te
leggen in een deel van de Alblasserwaard.
Er zijn diverse gebieden in Nederland die ook de naam Matena
hebben maar anders geschreven.
Een andere uitleg zou kunnen zijn MAET -THEN- AA een weide aan een AA een
klein stroompje.
In 1300 wordt MATHENA genoemd in Liemers / Zevenaar een oud adelijk goed van het
Kleefse ridderschap.
In 1394 wordt een MATHENA/ MATENAE genoemd in Tiende in het kerspel
Markelo(Marcheloe) Buerschap Hercke.
In Duivendrecht wordt ook een gebied MATHENA genoemd
ander voorbeeld
ALTENA / HALTENA / HUOLTENA / OUTENA uitleg HUOL- THEN- AA
Hout aan een AA een klein stroompje
In 966 wordt ALTENA genoemd in Nederland en Duitsland.
In 1143 wordt ALTENA land van Dirk van Altena
In Noord Drente is een buurtschap ALTENA
Bij Tienhoven lag een plaatsje AUTENA/OUTENA (oudste ontginningsgebied in de
Alblasserwaard)
NAMEN VAN STUKKEN GROND IN DE MATENA in 1389
De uitleg kan zijn
BORRICK CAMP (akker van Borrick)
PADDE WAERT (laagland langs een pad)
ZEVENDALFF CAMP (akker van ?)
LORRICK CAMP (akker van Lorrick)
Eigenaar van deze grond was WILLEM VAN BREDERODE
Her van Waalwijk verkocht in 1389 aan
NICOLAAS SCHOUTAE HENDRIKZ Schout en wijnhandelaar te Dordrecht
GODEVAERT VAN SCHOONBERGEN
JAN VAN STEENBERGEN WILLEMZ
DE HOELKAMP IN DE MATENA in 1447
DE HOELKAMP (akker bij een heul/houtenbrug over water)
Is 6 morgen groot, strekkend naast de OPREL (oplopende weg naar de kruin van de
dijk)
Genoemd in een akte van 19-11-1447
In leen gehouden van ridder ARENT VAN GENT Heer van Papendrecht en Matena
Toegedeelt aan de JONGE JAN VAN BOEKHORST uit het nalatenschap van zijn
vader
JAN VAN BOEKHORST LANDJONKER /HUIS OFFEM /VOORHOUT getrouwd met
ALVERADE SCHOUTAE NICOLAASD
In 1483 waren in de MATENA, 5 DIJCKHOEVEN
TIENDSCHUUR IN DE MATENA ?
In het aanvullende Archeologische Inventarisatie Bestemmingsplan LAND VAN MATENA
L.R.van Wilgen okt 2002
Hier in wordt melding van bewoningssporen gemaakt, in de opvallende
HOEFIJZERVORMIGE VERKAVELING zoals houtskool en puinbrokken.
Een suggestie is dat in de Matena een Tiendschuur heeft gestaan,(MATENA heeft
geen TIENDWEG) tussen de uiteinde van de Tiendweg van Sliedrecht en de tiendweg
van Papendrecht voor belasting in natura.
VRIESENPOLDER (VINKENPOLDER) EN VRIESENLAND BIJ PAPENDRECHT
De Vriesenpolder (later Vinkenpolder genoemd) ligt bij Papendrecht en de naam
wijst naar een ontginning door Friezen.
Op 24-3-1280 wordt de Vriesenpolder voor het eerst genoemd in een akte waarbij
Dirk van Teylingen zijn bezit de Vriesenpolder en het ambacht Alblas verkoopt
aan Nikolaas van Souburg.
voor 800 ponden Hollands
1 pond Hollands: De waarde hiervan was de hoeveelheid munten die uit de
Hollandse eenheid van 1 pond (ca 400 gr) zilver geslagen kon worden (er gingen
ca 240 munten uit 1 pond)
(afb. 4a - Een kaart van een deel van de Alblasserwaard
met de situatie in 1277; Papendrecht ligt nog niet binnen de ringdijk, atena
ligt binnen de dijk die Matenase scheidkade wordt genoemd; deze gaat bij
Oud-Alblas over in de peilkade en daarna in de Zijdekade tot aan de Lek bij
Streefkerk.)
VRIESENPOLDER WORDT VINKENPOLDER
Op 21-1-1387 is de naam Vriesenpolder veranderd in Vinkenland/Vinkenpolder en
wordt het genoemd in een akte waarin Ridder Reinoud I van Brederode aan de
Heerlijkheden Vinkenland, Papendrecht en Matena bijzondere privileges geeft
Vinkenland was toen in bezit van de Heren van Brederode.
Op 10-11-1433 het Vinkenland in bezit van Ridder Arend van Gendt Heer v
Papendrecht (deze heeft de Vinkenpolder/Vinkenland overgenomen in 1421 van
Willem v Brederode III) en wordt het genoemd in een akte van het
Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard dat zij het Vinken land in beslag hebben
genomen van Arend v Gendt wegens achterstallig onderhoud van de dijk van
Papendrecht.
In 1438 heeft Arend v Gendt zijn Vinkenland weer terug na betaling en
reparatie van de dijk.
In 1399 heeft de Vinkenpolder/Vinkenland 11 hoeven/haardsteden
In 1523 heeft de Vinkenpolder/Vinkenland 11 hoeven/haardstede( Papendrecht heeft
dan 29 haardstede)
VRIESENLAND
Vriesenland is de naam van een stuk land (een weer) dat ligt tussen Papendrecht
en Oud Alblas en verwijst naar de Friezen die hier gewoond hebben. Het stuk land
ligt gedeeltelijk op de Papendrechtse stroomrug en ten oosten van de Veerweg en
loopt van de grens met Papendrecht naar de kerk in Oud Alblas die ook op een
uitloper van een stroomrug ligt
Het Vriesenland is nog duidelijk te herkennen in het landschap omdat het weiland
daar een stuk hoger ligt.
(afb. 4b - Kaart met namen als: Eelant Cleysz, Jan
Wenssens, Jan Jams, Claes Nonnen half hoeff, Claris Huygen, Cleys Huyghen,
Mo(e)lenweer, Smaelweer, Dirck Pietersz, Heyn Butten/Botte, Papenlant, Veerween
lant, Dirck Woutersz Lant, Ngengaerde, Andries Huyghen lant, Reyer Jansz Lant,
Pieter Voppen Lant/de Kibbelaer, Huygh Cleysz Lant, Ocker Jansz Lant,
beghynenlant, Jan Hallinzlant, VRIESENLANT, de ackers, 't kerckelant, Huyman
Dircks lant, Sybergen lant, Truy Heynen lant, Huyman Dammis lant/Smaelweer,
Ocker Willemns lant/de half hoed, Heyn Beesjes lant, Maromonnen lant/de Strijp,
de hoef, Wouter Huygenlant/de half hoef, de plas, Dirck Geritslant, Arien
Govertslant, Heynric Ghysenlant, Pieter Dircks lant, den Rover)
DE GROTE ONTGINNING VAN HOLLAND
Met de grote toename van de bevolking ( door strenger toezicht van de kerk en
straf op het stil zetten van baby0ens /geen voeding geven. Om zo het aantal
kinderen in de hand te houden. Bij te veel kinderen/geen eten voor iedereen) van
100.000 inwoners in 800 naar 1 miljoen inwoners in 1200.
Kwam er belangstelling om het moeras in het gebied tussen de Lek en de Merwede
te ontginnen.
Men bedenke wel dat Nederland er toen heel anders uit zag en de loop en omvang
van de rivieren aanmerkelijk verschilden met de tijd van nu.
Was de kust van Nederland in 800 nog aaneen gesloten, in 1200 liep door grote
gaten in de kust het achterland bij stormvloeden onder en was ongeschikt voor
bewoning.
Dat het bewoonbaar werd en bewoonbaar bleef is te danken aan het inzicht van de
eerste waterbouwers.
De Graven van Holland zagen er wel brood in om de binnenlanden te ontginnen en
in leen uit te geven of te verkopen
Graaf Dirk VI van Holland (1122-1157).
Hij was de eerste die de ontginning en de waterwerken groots aanpakte. Hij begon
met de aanleg van waterwerken b.v. om de Rijn beheersbaar te houden werd de
Vaartse Rijn gegraven en er werd een dam gelegd bij Zwammerdam (Swadenburg).
Door de aanhoudende overstromingen werd hij genoodzaakt dammen en dijken aan te
leggen en de eerste sluizen te maken
Graaf Floris III van Holland (1161-1191).
Zette het werk van zijn vader voort samen met zijn broer Boudewijn
(Bisschop van Utrecht 1178-1196). Samen zette zij heel Holland op zijn kop met
ontginningen.
Er werden kolonisten gezocht die zich als vrije lieden in het woeste land
mochten vestigen.
Voorwaarde was de betaling van de tiende van de opbrengst van het land in ruil
voor de vrijheden. Zij behoorden tot het rechtsgebied van de landheren.
Zo konden de vrije kolonisten beginnen aan het rooien van bomen en struiken en
het droogmaken van de moerassen en het aanleggen van dijken en het graven van
sloten. Hier ontstond een bevolking van vrije mensen met een erfelijk gebruik
van de grond.
DE VERDELING VAN HOLLAND
De Graven van Holland verdeelde het land onder de edelen of rijke families zoals
van Alblas, van Teylingen, v/d Leede, van Arkel, Botter, van de Merwede.
Zij deden geen afstand van hun land maar gaf het in leen (ook heerlijkheid of
ambacht genoemd) aan zijn leenmannen.
Deze hadden het recht van bestuur en verdeelden de dorpen in ambachten en de
opbrengst van het land in leen de tienden (die al door de kerk eerder in deze
gebieden werd geheven).
Ook ontvingen zij tienden van de opbrengst van de jacht en visrecht, een aandeel
van de door de schout opgelegde boete, het veerrecht, windrecht en
vogelvangstrecht.
(de bevolking mocht vrij van het visrecht in de sloten van hun eigen grond
vissen)
TIENDEN
De tienden waren van kerkelijke oorsprong. Men beriep zich op teksten uit het
Oude Testament.
(afb. a - De tiendplicht. De tiendplicht kwam voort uit het
bijbels gebod om een tiende deel van alle voortbrengselen van het land af te
staan aan de kerk, ingevoerd in de 6e eeuw. Fragment uit de 13e eeuw toont de
kalender van de tiendbetaling, van boven naar beneden: de tiende van de
lammeren, de tiende van boom en wijngaardvruchten, de tiende van het huisvree,
de ganzentiende en de korentiende. De korentiende viel op 13 juli, het feest
van St. Margriet. Die rechts staat afgebeeld terwijl ze de duivel ketent.)
Door het betalen van de tiende werden de lasten van de boeren aanzienlijk
verzwaard. (de eerste weg in de nieuwe ontginningen werd de tiendweg genoemd)
Door de invoering van de tienden, eerst door de kerk en bij de ontginning aan de
landeigenaar, ontstond de behoefte de tiende te kunnen betalen in geld in plaats
van in natura. Hierdoor begon het gebruik van geld toe te nemen.
SCHOUT EN SCHEPENEN
De ambachtsheer benoemde de schout en heemraden (later schepenen genoemd) die in
zijn naam recht mochten spreken en maakten de wetten.
Bij de ontginningen van de gronden door de vrije kolonisten kreeg de kolonist
met de meeste grond het recht op het ambt van schout in de nieuwe ambachten
Voor men kon beginnen werd door de kolonist de cope (contract) geregeld. Dit was
een overeenkomst op schrift met de landeigenaar met daarin hun vrijheden, de
rechten en hun plichten.
(afb. d -
het betalen van de tienden aan de rentmeester van de landheer)
Men hoefde niet voor het land te betalen maar had de plicht om de tiende te
betalen en de plicht tot ontwatering van het land.
Ook was er een regeling voor als er onenigheid was met de mede kolonisten.
De kolonisten kregen de cope (contract) waarin hun nieuwe vrijheden schriftelijk
waren vastgelegd.
De landeigenaar gaf de oorkonde aan de leider. Hierna begonnen de kolonisten met
het kappen van bomen en het bouwen van een hoeve.
Zij konden zich met de oorkonde in de hand beroepen op hun recht tegenover de
leider van de kolonisten, die meestal als ambachtsheer of schout de rechtspraak
uitvoerden.
EIGEN LAND EN EEN VRIJ MAN
De kolonist kreeg nu de kans op eigen land en was een vrij man. De grafelijke
landmeters kwamen met hun meetlinten, in rechte lijnen de grenzen uitzetten en
met palen markeren, het aan de kolonist toegewezen stuk land.
De kolonist zorgde voor vrijwilligers en ging aan het werk met houten schoppen
en spaden.
Er werden 2 evenwijdige sloten gegraven recht de wildernis in. Met de grond van
de sloten werd een weg aangelegd, verhard met takkenbossen en riet (de
tiendeweg).
Hierna werden loodrecht op deze weg de zijsloten gegraven, zodat er kavels of
weren ontstonden.
(Een bijna meetkundige aanleg en een meesterstuk van vindingrijkheid)
Iedere kolonist kreeg een hoef of hoeve een hoeveelheid land waarvan hij kon
leven
Deze hoeve, kavels of weren hadden een vaste lengte van 1200-1350 meter en
95-115 meter breed (16 morgen).
Er is ook sprake van hoeve of kavels van 130 meter breed en 2000 lang (30
morgen).
Het moeras (moer) zakte droog en de kolonist had weer een weiland tussen de
sloten. Om het grondgebied af te bakenen werd als grens een smalle dijk
aangelegd. (een achterdijk genoemd) via deze smalle graswegen, met knotwilgen
erlangs, waren de dorpen met elkaar verbonden. Deze zijn overal nog te vinden in
de Alblasserwaard.
Bovenaan bij het begin van zijn land bouwde de kolonist zijn huis van hout en
riet.
Hij droeg op tijd zijn pacht en de tiende af aan de grafelijke rentmeester en
was een vrij man. De Graven Holland en hun Leenmannen, die later deze vrije
bevolking "HOLLANDERS GENOEMD" probeerde te dwingen tot hand en
spandiensten, kregen met veel verzet te maken en zo ontstond de zo befaamde
vrijheidszin in dit gebied "HOLLAND GENOEMD".
(afb. 6) | (afb. 6a) |
WAT OVERBLEEF UIT DE MIDDELEEUWEN IN PAPENDRECHT
Er zijn nog delen van Papendrecht die stammen uit de tijd van de ontginning in
de middeleeuwen:
Het polderlandschap met de vele sloten strak de verte in. Een dergelijk
polderlandschap is nog in takt gebleven en te zien bij het Alblasserbos in
Papendrecht /Matena.
Daar ligt ook de Achterdijk van Papendrecht. Deze werd aangelegd bij de
ontginning als grens tussen Papendrecht en Oud- Alblas. De Bottersloot ligt
naast de Achterdijk. Deze werd aangelegd door Hugo Botter
grootgrondbezitter en ontginner. Hij legde ook een Bottersloot aan bij
Noordeloos en bij Schoonhoven.
Op een oude kaart met daaringetekend een deel van de Papendrechtse stroomrug
1. | De Papendrechtse stroomrug. Deze loopt door naar Oud Alblas en was het begin van de eerste bewoners dit deel lag hoge door dat het bestond uit aangeslibde rivierzand hierop werd ook de eerste huizen en boerderijen gebouwd de kerk de school het Huis van de Heer van Papendrecht |
2. | De Achterdijk op de grens met Oud Alblas aangelegd bij de ontginning is nog grotendeels intact en op genomen als wandelpad in het Alblasserbos en loopt verder door de wijken Wilgendonk en Molenvliet |
3. | De Bottersloot gegraven bij de ontginning en genoemd naar de landeigenaar/ontginner Hugo Botter |
4. | Een stuk moerasbos in het
Alblasserbos /zo zag de Alblasserwaard eruit voor de ontginning Wie een indruk wil krijgen van hoe de Alblasserwaard er uit heeft gezien voor de ontginning, kan in het Alblasserbos (ingang bij Wijngaarden/Matenase Peilkade) nog een stuk moerasbos terugvinden. Als je door dat moerasbos loopt krijg je een indruk van wat het een enorm werk het geweest moet Zijn voor onze voorouders, die al het land met hun handen en primitieve middelen in cultuur hebben gebracht en daarbij ook nog hun land moesten beschermen tegen het water. |
5. | De Matenase Scheidkade is van oorsprong een oude dijk van voor de grote ontginning. Deze dijk werd in 1277 gebruikt als een deel van de eerste ringdijk in de Alblasserwaard. Deze oude dijk gaat over de rijksweg over in de Matenase Peilkade en verder als de Zijdeweg tot aan de Lek bij Streefkerk. |
6. | De Matena is een aparte
Heerlijkheid los van Papendrecht (Matena is een oud Fries woord mat
/bies matena /veel biezen). Het zegt iets over het gebied wat werd
ontgonnen door de Friezen. De Matena heeft geen tiendweg. In de Matena ligt ook nog een vlied/vluchtheuvel uit de middeleeuwen. Deze werd kunstmatig opgehoogd en diende als vluchtheuvel voor het water waar de mensen met hun vee naar toe konden vluchten. Deze heuvel is nog te zien in het weiland oost van de Matenase Scheidkade. |
7. | De Tiendweg loopt onderaan het Oosteind tot de Matenase Scheidkade en werd aangelegd bij de ontginning. Een ander deel van de Tiendweg is nog terug te vinden als straat de Lange Tiendweg genaamd. |
8. | 't Waaltje een dijkdoorbraak uit de 16e eeuw, later gebruikt als hulpgat bij overstromingen. |
9. | Het Nanegat een nieuwe dijk die om een dijkdoorbraak uit 1570 heen werd gelegd. |
10. | De Vissersbuurt genoemd naar de vele zalmvissers in Papendrecht in de 16e eeuw. |
11. | Het polderlandschap zoals het is ontgonnen met zijn sloten en vlieten strak de verte in met nog de afmetingen van uit de ontginningstijd kavels/weren van 95/115 meter breed en 1200/1350 meter lang (een hoeve) of 130 meter breed / 2000 meter lang |
Bronvermelding Deel I en II
Oorkonde register stad Dordrecht en haar naaste omgeving tijdens het Grafelijk
Huis van Holland 1006-1299 door J.L. van Dalen.
,,Alblasserdams Heden en Verleden,, door Ir. P. Boersma.
,,Sliedrecht ,, door Ir. W. Bos Jz.
,,De Ruige Biebosch,, door C.Baardman e.a.
,,De Lage Landen bij de Zee,, door Dr. Jan Romein.
,,Geschiedenis van het Nederlands Volk,, door Dr. P.J. Blok.
,,Franken in Nederland,, door Dr. D.P. Blok.
,,900 jaar Domesday Book,, van Willem de Veroveraar 1086-1986 in Engeland.
,,Yorvikinga Saga,, (Verhalen van Noormannen uit Yorvik/York) anno 1010.
,,Middeleeuwse Friese Vrijheid,, door Dr. K.de Vries.
,,58 Miljoen Nederlanders,, door Prof. Dr. A.F. Manning en Prof. Dr. M. de
Vroede.
,,Westerheem,, juni 1985 (Houweningen onder de loep) door Cees v/d Esch
archeoloog te Papendrecht.
,,Onze Streek Historie ,, Deel 1, Deel 3, Deel 4. (een bijdrage over de
geschiedenis van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden)
,,Stad en Platteland in de Middeleeuwen,, door Prof. Dr. David Nicolas.
,,Lokale en Regionale Geschiedenis,, door Prof. D. W. Jappe Alberts.
,,De Middeleeuwen,, door Henri Pirenne.
,,Van Hunebed tot Hanzestad,, door J. de Rek.
,,25 Eeuwen Alblasserwaard,, door M.W. Schakel.
(C) Papendrecht februari 2009 H.W.G. van Blokland-Visser.